Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen

door: Nathalie van Hellenberg Hubar op 25/01/21 in Corporate Governance & Housekeeping,

De afgelopen jaren maakten diverse misstanden bij met name zorginstellingen en woningcorporaties angstvallig duidelijk dat nieuwe wetgeving nodig was om de kwaliteit van het bestuur en toezicht te verbeteren. De Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WTBR) zal per 1 juli 2021 in werking treden en is het vervolg op de al in 2013 ingevoerde Wet Bestuur en Toezicht waarin toen nieuwe regels voor de corporate governance voor de BV en de NV werden ingevoerd. De WTBR heeft voornamelijk betrekking op het bestuur en toezicht op andere rechtspersonen: de stichting, de vereniging, de coöperatie en de onderlinge waarborgmaatschappij en de regelingen voor de verschillende rechtspersonen worden met de WBTR gelijkgetrokken. Hieronder geven wij een overzicht van de belangrijkste wijzigingen.

Toezicht

De WBTR geeft een wettelijke grondslag voor de invoering van een toezichthoudend orgaan bij stichtingen en verenigingen. Het meest voor de hand ligt de instelling van een raad van commissarissen (het dualistisch systeem). De wet voorziet nu echter ook in de mogelijkheid om te kiezen voor een one tier board met uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders (een monistisch systeem). Voor de BV, NV, coöperatie en de OWM bestond die wettelijke grondslag er al.

Taak

De bestuurders en commissarissen van een BV en NV dienden zich te richten naar het belang van de rechtspersoon en de met haar verbonden onderneming. In de rechtspraak is de betekenis van deze wettelijke taak verder uitgewerkt. De WTBR legt nu vast dat ook bestuurders en commissarissen van stichtingen en verenigingen zich dienen te richten naar deze taak. Niet alle stichtingen en verenigingen hebben een onderneming, om die reden wordt aan de taakomschrijving toegevoegd: "en de organisatie".

Aansprakelijkheid in faillissement

Een curator kan iedere bestuurder of commissaris van een BV of NV hoofdelijk aansprakelijk stellen voor het gehele tekort in het faillissement als die bestuurder of commissaris zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervult en aannemelijk is dat die onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Indien een bestuurder of commissaris niet heeft voldaan aan zijn administratieverplichtingen of de jaarrekening, voor zover verplicht, niet tijdig is gedeponeerd, staat onweerlegbaar vast dat sprake was van onbehoorlijk bestuur (of toezicht) en wordt vermoed dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement (weerlegbaar vermoeden). Deze bepaling geldt eveneens voor bestuurders en commissarissen van een vereniging of stichting die (i) vennootschapsbelastingplichtig is, of (ii) semipubliek is en op grond van sectorale wet- en regelgeving gehouden is een jaarrekening te deponeren. Deze bewijsvermoedens gelden dus niet voor bestuurders en commissarissen van niet commerciële verenigingen en stichtingen. Zij kunnen echter wel aansprakelijk zijn voor onbehoorlijk bestuur of toezicht, maar de bewijslast ligt dan bij de curator.

Tegenstrijdig belang

Indien één bestuurder respectievelijk commissaris van een vereniging, coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij een direct of indirect belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de rechtspersoon en de daaraan verbonden onderneming of organisatie, is het gehele bestuur niet bevoegd om de rechtspersoon te vertegenwoordigen en mag de algemene vergadering een persoon aanwijzen die de rechtspersoon mag vertegenwoordigen. De stichting kent op dit moment geen tegenstrijdig belangregeling. Voor de NV en BV geldt sinds de Wet Bestuur en Toezicht dat het bestuur in dat geval wel bevoegd is om de rechtspersoon te vertegenwoordigen, maar dat de bestuurder met het tegenstrijdig belang niet bevoegd is om deel te nemen aan de besluitvorming en beraadslaging. Zijn alle bestuurders geconflicteerd, dan mag de raad van commissarissen het besluit nemen en is er geen raad van commissarissen of zijn ook alle commissarissen geconflicteerd, dan is de algemene vergadering bevoegd. Neemt een geconflicteerde bestuurder toch deel aan de besluitvorming, dan is het besluit vernietigbaar. Die regeling voor de NV en de BV geldt straks ook voor de andere rechtspersonen. Bij de stichting die geen RVC heeft, geldt dat wanneer alle bestuurders geconflicteerd zijn, het besluit toch wordt genomen door het bestuur, maar de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen, schriftelijk dienen te worden vastgelegd. Heeft de stichting wel een RVC, maar zijn die ook allemaal geconflicteerd, dan blijft de RVC bevoegd, maar geldt die vastleggingsverplichting voor dat besluit. Het niet schriftelijk vastleggen tast het besluit niet aan.

Ontslag

De bestuurder van een stichting kan straks op verzoek van een belanghebbende of het OM door de rechtbank worden ontslagen wegen (i) verwaarlozing van zijn taak, (ii) andere gewichtige redenen en (iii) ingrijpende wijzigingen van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van zijn bestuurderschap in redelijkheid niet kan worden geduld. Een ontslag door de rechtbank brengt van rechtswege een bestuursverbod van 5 jaar met zich mee.

Overige

Tot slot nog enkele andere wijzigingen in de WBTR.

  1. Meervoudig stemrecht Uit het principe van bestuurderscollegialiteit vloeit voort dat een bestuurder (of commissaris) van een NV of een BV nooit meer stemmen kan uitbrengen dan zijn medefunctionarissen samen. Dit principe ten aanzien va meervoudig stemrecht geldt na invoering van de WTBR ook voor de andere rechtspersonen. Een statutaire regeling die afwijkt van dit basisprincipe is geldig tot uiterlijk vijf jaar na inwerkingtreding van de WBTR of indien dat eerder is, tot de eerstvolgende statutenwijziging.
  2. Ontstentenis en belet Daarnaast dienen de statuten van een rechtspersoon voortaan een regeling te bevatten hoe (voorlopig) in de uitoefening van de taken en bevoegdheden wordt voorzien indien een bestuurder of het gehele bestuur respectievelijk een commissaris of de gehele RVC in belet of ontstentenis verkeert. Het is verstandig om in de statuten op te nemen wanneer hier sprake van is.

Inwerkingtreding

Het wetsvoorstel is op 28 januari 2020 aangenomen door de Tweede Kamer en op 120 november 2020 door de Eerste Kamer. De WTBR zal op 1 juli 2021 in werking treden. Wilt u meer weten over de WTBR of over andere aspecten van bestuur en toezicht, neem dan contact op met Nathalie van Hellenberg Hubar of één van de specialisten van ons Corporate Governance Team.

REAGEREN OF VRAGEN?