Het bedrijfstakpensioenfonds

Wat is het, wanneer is het van toepassing en waar kun je tegenaan lopen?

op 13/03/15 in Arbeid, medezeggenschap & pensioen,

Onder welk bedrijfstakpensioenfonds valt mijn bedrijf en waarom?

In Nederland bouwt 90% van de werknemers pensioen op. De ene werknemer valt onder een bedrijfseigen pensioenfonds, de andere valt onder een verzekerde pensioenregeling, maar de meeste werknemers, namelijk zo’n 75%, vallen onder een bedrijfstakpensioenfonds. In totaal zijn er ongeveer 60 bedrijfstakpensioenfondsen in Nederland. Wat is een bedrijfstakpensioenfonds? Wanneer is een bedrijfstakpensioenfonds van toepassing? En waar kunt u in de praktijk tegenaan lopen?

Bedrijfstakpensioenfonds

Een bedrijfstakpensioenfonds heeft als doel om een pensioenregeling uit te voeren voor een specifieke bedrijfstak. De afspraken over de inhoud van de pensioenregeling worden gemaakt tussen werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties (de vakbonden). Het bedrijfstakpensioenfonds is uitvoerder van de overeengekomen regeling.

Een bedrijfstakpensioenfonds heeft uiteraard voordelen, maar het grootste nadeel is wel dat een werkgever niet zelf kan bepalen hoe de pensioenregeling eruit komt te zien.

Werkingssfeer

De omschrijving van de specifieke bedrijfstak waarop het pensioenfonds van toepassing is, staat in de statuten van de stichting bedrijfstakpensioenfonds.

Soorten werkingssferen van bedrijfstakpensioenfondsen

  1. Bedrijven die zich met bepaalde activiteiten bezighouden vallen onder de werkingssfeer, ongeacht hoe groot die activiteiten zijn in de totale onderneming.
  2. Bedrijven waarvan een bepaald percentage van de omzet kan worden toegerekend aan bepaalde activiteiten vallen onder de werkingssfeer.
  3. Bedrijven waarvan een bepaald percentage van de loonsom kan worden toegerekend aan bepaalde activiteiten vallen onder de werkingssfeer.

De werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds is te vergelijken met de werkingssfeer van een CAO. Ook bij een CAO komen werkgeversorganisatie en werknemersorganisaties gezamenlijk overeen voor welke bedrijven de CAO gaat gelden. Bij een CAO gaat het echter altijd om de activiteiten van de onderneming en niet om het percentage van de omzet of van de loonsom.

Als een bedrijf wordt aangeschreven door een bedrijfstakpensioenfonds met de mededeling dat hij onder het verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfonds valt, kan het zijn dat het bedrijf het hier niet mee eens is. Er zal dan discussie worden gevoerd over de werkingssfeer en waarom het bedrijf er wel of niet onder valt. Als het bedrijf en het bedrijfstakpensioenfonds hier samen niet uit komen, dan zal aan de rechter gevraagd moeten worden om hierover te oordelen.

Bij het starten van een bedrijf hoeft er geen sprake te zijn van activiteiten die onder de werkingssfeer vallen, maar in de loop van de jaren kan dit veranderen. De activiteiten kunnen veranderen, bijvoorbeeld door groei of juist inkrimping, maar ook door een fusie of overname. Als gevolg hiervan zou het bedrijf onder een (ander) bedrijfstakpensioenfonds kunnen gaan vallen. Ook als de omzet wijzigt of meer dan wel minder aan een bepaald onderdeel of product kan worden toegerekend, kan een bedrijf onder een (andere) werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds komen te vallen. Tot slot kan een wijziging van de loonsom van invloed zijn, indien een grotere of juist kleinere groep werknemers bepaalde werkzaamheden in het bedrijf verricht.

Verplichtstelling

De Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf) regelt de verplichtstelling van een bedrijfstakpensioenfonds. Zo’n verplichtstelling is te vergelijken met de algemeenverbindendverklaring van een CAO. In beide gevallen wordt een verzoek gedaan aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om de CAO dan wel het bedrijfstakpensioenfonds te laten gelden voor de gehele bedrijfstak. De minister kan niet zelf ambtshalve een bedrijfstakpensioenfonds verplicht stellen.

Het verzoek tot verplichtstelling moet worden gedaan door het georganiseerde bedrijfsleven binnen een bedrijfstak dat naar zijn oordeel een belangrijke meerderheid van de in die bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt. Dat wordt de representativiteitseis genoemd. De werkgeversorganisaties zullen minimaal 60% van de werknemers in de bedrijfstak moeten vertegenwoordigen. Voor de werknemersverenigingen geldt dat dat zij enkel op basis van hun statuten bevoegd moeten zijn om afspraken te maken over arbeidsvoorwaarden.

De gedachte achter de representativiteitseis is dat de partijen die een aanvraag tot verplichtstelling indienen, een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen moeten vertegenwoordigen. Als het bedrijfstakpensioenfonds voor meerdere bedrijfstakken geldt, dan wordt de representativiteitseis per bedrijfstak toegepast. Hiermee moet worden voorkomen dat de grote bedrijfstakken de kleine bedrijfstakken buitenspel zetten bij een verplichtstelling.

De aanvragende werkgevers- en werknemersorganisaties bepalen dus of er een aanvraag wordt gedaan, maar ook wat de werkingssfeer zal zijn en wat er in de statuten en reglementen van het bedrijfstakpensioenfonds komt te staan. Tevens bepalen zij wanneer de verplichtstelling in zou moeten gaan.

Het gevolg van de verplichtstelling is dat een bedrijf onder een bedrijfstakpensioenfonds valt, ook als het betreffende bedrijf dat zelf helemaal niet wil.

Verplichtstellingsprocedure

  1. Aanvraag indienen bij de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
  2. Toetsen of de representativiteitseis is vervuld.
  3. Minister vraagt DNB te toetsen of de statuten en reglementen voldoen aan wet en regelgeving. Ook toetst DNB de financiële opzet van het bedrijfstakpensioenfonds en de grondslagen waarop die opzet rust.
  4. De aanvraag wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
  5. Belanghebbenden kunnen zienswijzen tegen de aanvraag indienen.
  6. Er wordt wel of niet een verplichtstellingsbeschikking afgegeven door de minister.

Vrijstelling

Ondanks de verplichtstelling is er een aantal mogelijkheden om toch vrijgesteld te worden van het bedrijfstakpensioenfonds. Dat is geregeld in het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000.

De eerste vrijstellingsgrond ziet op de situatie waarin een bedrijf al minimaal 6 maanden een eigen pensioenvoorziening heeft en daarna pas het bedrijfstakpensioenfonds verplicht wordt gesteld. Het bedrijf kan dan om een vrijstelling vragen. Ook als de bedrijfsactiviteiten tussentijds wijzigen waardoor het bedrijf onder een bedrijfstakpensioenfonds komt te vallen, kan een bedrijf vrijstelling vragen wanneer al minimaal 6 maanden een eigen pensioenvoorziening voor de werknemers bestond. Verder kan - onder bepaalde voorwaarden - een vrijstelling worden verkregen in verband met groepsvorming. Een vierde manier om vrijstelling te kunnen krijgen is wanneer het bedrijf al een eigen CAO heeft. Deze mogelijkheid zal zich niet vaak voordoen. Een vijfde vrijstellingsgrond doet zich voor wanneer het bedrijfstakpensioenfonds onvoldoende beleggingsrendement heeft behaald en de zogenaamde z-score negatief uitvalt. Tot slot kan vrijstelling worden gevraagd om andere redenen. Dit is een ‘restcategorie’ die het bedrijfstakpensioenfonds de mogelijkheid geeft om ook in andere gevallen dan de eerstgenoemden vrijstelling te kunnen verlenen.

Voor de eerste twee soorten vrijstellingen en de laatste geldt dat de eigen pensioenvoorziening van het bedrijf actuarieel en financieel gelijkwaardig moet zijn aan die van het bedrijfstakpensioenfonds. Het is aan het bedrijf om dit te bewijzen.

Met uitzondering van de eerste 2 vrijstellingsgronden kan het bedrijfstak pensioenfonds eisen dat het verzekeringstechnisch nadeel wordt vergoed voordat vrijstelling wordt verleend.

Tips

  • Doe regelmatig een werkingssfeeronderzoek, zeker wanneer de activiteiten, omzetverdeling dan wel personeelsinzet op bepaalde activiteiten wijzigt. Alleen dan voorkom je dat met terugwerkende kracht premies aan een bedrijfstakpensioenfonds moeten worden betaald.
  • Onderzoek na ontvangst van een brief van het bedrijfstakpensioenfonds eerst of het bedrijfstakpensioenfonds echt van toepassing is. Als een bedrijfstakpensioenfonds van toepassing is, laat een adviseur dan bekijken of het zinvol is een vrijstellingsverzoek in te dienen.
  • Tot slot kan een herstructurering van het bedrijf, bijvoorbeeld door een deel van de activiteiten in een nieuwe onderneming onder te brengen, mogelijkheden bieden om niet onder de werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds te vallen.

Dit artikel is geschreven voor het vaktijdschrift SalarisMagazine.

REAGEREN OF VRAGEN?